Huilen

De vloer werd langzaam weer van ons. Ik zag kruimels liggen en in de hoek bij de bank verzamelde zich een beetje stof. De kraamhulp was vertrokken.

Mijn dochter voelde het ook. De eerste dag dat ik met haar alleen was, moest ze huilen. Ze begon om half acht ‘s ochtends en stopte ‘s avonds om half zeven. Aan het einde van de dag was ik ook aan het huilen. De visite drukte mij op het hart even te gaan liggen zodra mijn dochter sliep.

Mijn dochter sliep alleen niet.

Ik keek hoe in onze tuin de herfst was gaan wonen. De hosta’s waren bruin, het Japanse boompje was vuurrood. Voor ons raam stonden de manden met winterhei en violen. Die had ik twee weken geleden gemaakt. Zittend op een stoel, omdat mijn dochter zwaar op mijn bekken drukte. Ik kon dat gevoel nu al niet meer terughalen.

Onder aan de trap hoorde ik haar huilen. Toen mijn moeder kwam en haar even stil had gekregen, hoorde ik haar nog huilen. Als een sirene die minutenlang in je oren kan blijven zitten.

In de speeltuin tegenover ons huis viel een jongen van het klimrek. Zijn vader snelde toe, wreef even over de knie en gaf een kus. Daarna ging het spelen verder.

Ik droeg zomerslippers. Door de hormonen was mijn eigen thermostaat nu ook in de war. Voor mijn dochter maakte ik kruiken warm en zelf zat ik zwetend op de bank.

‘s Avonds keek ik naar haar rood geworden gezichtje. Haar vuisten waren gebald. Haar huilen klonk boos en wanhopig tegelijkertijd. Ik probeerde een kusje en heel even werd het stil. Het was het moment van luchthappen. Daarna klonk het huilen alleen maar harder.