Verkouden

De tas van de huisarts was groter dan mijn dochter. De arts had haar jas aan gehouden en ik rook jaloers de buitenlucht die ze meegenomen had. Wij mochten nog niet naar buiten. Het was te koud. De dochter was te klein.

De huisarts verwarmde de stethoscoop in haar handen. Mijn dochter sliep net, nu was ze weer wakker. Haar ogen waren nog donker. Ze keken wel, maar zagen nauwelijks iets. Voorzichtig deed ik haar romper open.

‘Ze is klein’, zei de huisarts.
Ik knikte. Trots. Ik was de laatste dagen te pas en te onpas trots.
De huisarts luisterde. Het metaal werd op de borst van mijn dochter gezet.
‘Het klinkt prima.’
‘Niet verkouden?’
‘Een beetje misschien. Niks ernstigs.’

Ik dacht aan de nacht die eindeloos geduurd had. Mijn dochter had gesnurkt en moest af en toe hoesten. Tussendoor bleef het stil. Zo stil dat ik naast haar wieg ging staan om te kijken of het wel goed was. Alle geluiden waren voortdurend nieuw. De afwezigheid van geluid baarde zorgen.

‘Als je het niet vertrouwt, dan bel maar.’
De huisarts had haar tas al weer dicht gedaan.
‘Ze huilt heel veel.’
‘Wat is veel?’
‘Uren achter elkaar.’
De arts knikte. Ik kleedde mijn dochter weer aan.
‘Verwacht maar een piek met zes weken. Daarna wordt het minder.’

In mijn hoofd zag ik de grafiek waar we samen in zaten. Dochter en ik. Op weg naar het huilhoogtepunt.

‘Ik kom er zelf wel uit.’

Ze trok de voordeur hard dicht. Door het voorraam kon ik zien hoe ze met stevige passen terug naar de overkant liep. Daar was de huisartsenpost. Haar jas wapperde in de wind, de lucht was grijs en mijn dochter nieste.

‘Gezondheid’, zei ik. En ik probeerde net zo nuchter te klinken als mijn huisarts.