Nestjes

In onze tuin hupte een merel. Het was er op de gevulde plantenbakken na troosteloos. Er was een geraamte te zien van wat ooit een bloeiende tuin was. Op de dode takken zat bevroren rijp en het gevallen blad was een bruine plak geworden die uiteindelijk op zou lossen in de grond. Straks zou alles weer opnieuw beginnen. De pauze was slechts schijn, het was wachten op de eerste narcis. Daarna zou het hard gaan, dat wist ik.

Mijn dochter hing in de draagzak. Aan mijn schouders en rug voelde ik dat ze zwaarder werd. Vooruitgang was op deze leeftijd gemakkelijk te meten. Ze groeide gestaag in haar eigen lijn; zo noemden ze dat bij het consultatiebureau. Ik dacht aan hoe het een paar weken geleden nog was. Mijn dochter in mijn buik, de lijn die niet meer steeg, maar al een paar weken gelijk bleef. En de boodschap van de arts: zodra ik geen leven meer voelde, moest ik aan de bel trekken. Een paar dagen later braken mijn vliezen. De magnolia had haar blad nog gehad, de herfst had maar een kort hoogtepunt. Toen we terugkwamen uit het ziekenhuis ging de tuin in een snelle dalende lijn naar beneden.

De merel rommelde wat tussen de takken van de gekrompen hosta. Hij zag er mooi uit. Merels zien er lang mooi uit, totdat ze een nestje hebben. Dan gaat het in een paar weken tijd snel bergafwaarts. Ze worden magerder, verzorgen hun veren niet meer en zien er gehavend uit.

Ik liep een rondje, omdat mijn dochter alleen bleef slapen als ik af en toe bewoog. Ik zag hoe de overbuurvrouw opgepikt werd door het taxibusje. Vanmiddag zou ze terugkomen. Morgen zou ze bezoek krijgen van een vriendin. Die parkeerde haar fiets altijd in de voortuin en vertrok nog voor de lunch.

Terug bij de achterdeur zag ik de vogel niet meer. Ik ging met mijn handen door mijn haren en trok er een hele bos uit. Mijn dochter ademde rustig en ik voelde hoe mijn borsten begonnen te lekken. Sommige merels hebben jaarlijks wel twee of drie nestjes.