Begrip

Ik pakte haar tas in. Het deed me denken aan de nacht waarin ze geboren werd. We hadden de ziekenhuiskoffer nog niet klaar staan. Ik zat op de wc omdat mijn vliezen gebroken waren en het vruchtwater maar uit me bleef stromen. Ik riep naar mijn man wat ik me kon herinneren. ‘Zoogcompressen, pantoffels, rompers, vestje, voedings-bh.’
Hij rende vaker dan nodig heen en weer. Het waren de zenuwen.
‘Hoe herken ik de voedings-bh?’ riep hij.
Zo ging dat toen.

Nu, twintig weken later, gaan we opnieuw. Om haar te brengen, niet te halen. Ze gaan haar observeren. Observaties kunnen lang en kort duren.
Ik tel de rompers, maar weet niet tot hoe ver ik moet tellen. Ik kies de mooiste uit, ruk het kaartje van een nieuwe broek. Er staan vrolijk lachende panda’s op.

Op de achtergrond blaft een hond en daarna loeit een koe. Ik luister naar de cd met baby-muziek. Mijn dochter ligt ook te luisteren. In de afgelopen week was er op ieder moment van rust de twijfel. Moeten we wel? Zou het niet opeens beter gaan?
Terwijl ik kakelende kippen hoor, huil ik.

‘s Ochtends staan we vroeger dan nodig klaar. Soms kun je maar beter weggaan als blijven toch onmogelijk is. Onze dochter zit brullend in haar autostoel en ik moet opeens denken aan de poes die ik als kind had. Voor iedere controle bij de dierenarts moesten we haar vangen. In haar kleine kooi was ze afwisselend boos en bang. Op de achterbank suste ik lieve woordjes en probeerde ik het uit te leggen. Maar de totale paniek bleef. Krijsend en sissend. Gewoon omdat begrip iets is dat niet zomaar komt.