Smetteloos

De grond was nog nooit zo schoon geweest. De kraamhulp stofzuigde dagelijks de boven- en benedenverdieping. De ramen gingen open. Het voelde alsof ons huis niet eerder zoveel zuurstof gehad had. En toch had ik het benauwd.

In de kinderwagen lag een klein meisje dat warm gehouden moest worden. Haar thermostaat deed het nog niet. Haar lichaam was bedekt met lichte donsharen. Dikke baby’s verliezen die al in de buik. Ons meisje had ze nog nodig.

‘Ik moet met jullie praten.’ De kraamhulp zat aan onze eettafel en dronk een kopje thee. Ze zou langer blijven, want we hadden recht op extra zorg.

Ik zat op de bank, omdat jonge moeders volgens de kraamhulp veel te veel willen. Voor mij stond de rol Mariabiscuits die ik nog voor de bevalling gekocht had.

Ik had in het ziekenhuis vier dagen in bed gelegen en ik had zin in de fiets en in het zwembad. Het voelde alsof mijn lichaam geen grenzen meer had. Dat het nog even van iedereen was. Van de verloskundige die tussen mijn benen keek en van de kraamhulp die dagelijks controleerde of mijn baarmoeder wel genoeg kromp. Als ik weer mocht bewegen, zou het langzaam weer een beetje eigen voelen.

‘Soms huilen baby’s wel drie maanden lang.’ De kraamhulp knikte naar onze dochter. Die liet af en toe een kreuntje horen.
‘Het is protocol dat ik het daar met jullie over heb.’ Ze keek in de map die ze dagelijks open sloeg. Daar stond het protocol in. Met haar vinger ging ze langs de tekst.
‘Drie maanden huilen dus.’

Ik trok aan het elastiek van mijn positiebroek. Er was ruimte over.

‘Daar kunnen ouders helemaal gek van worden.’
Ik knikte. ‘Ja, dat kan ik me voorstellen.’
‘Oh ja?’ Haar wenkbrauwen gingen een beetje omhoog.
‘Soms gaan ouders dan schudden’, zei ze. ‘Aan de baby bedoel ik.’

In mijn hoofd zag ik een geschudde baby en dat beangstigde me. De afgelopen dagen was mijn dochter in mijn hoofd al gevallen, verdronken en gestikt. En nu kwam er dat schudden bij.

‘Gewoon uit machteloosheid. Heel hard schudden aan de baby en haar dan te ruw neerleggen. Gewoon omdat je wil dat het stopt.’

Ik zei niks. Boven de rand van de kinderwagen verscheen een klein handje. Het maakte snelle ongecontroleerde bewegingen. Het leek alsof mijn dochter iets dirigeerde.

‘En als dat neerleggen heel hard gaat, dan kunnen de ogen eruit vallen.’ De kraamhulp keek me aan.

Ik knipperde, maar kon het niet tegenhouden. Onder de wagen zag ik ze rollen. Twee kleine ronde oogballen over de smetteloze vloer.